Dirk-Wim in ‘t Hof | Muzikant

Van man cave tot schrijvershuisje

In ’t Hof is een ervaren en geprezen gitarist, zanger, liedjesschrijver en verhalenverteller. Zijn liedjes, in de traditie van Bob Dylan en Nederlandse troubadours zoals Alex Roeka en Maarten van Roozendaal, fonkelen sfeervol in het schemerduister van alternatieve pop en kleinkunst. Liedjes over alledag met soms niet alledaagse teksten. Melodieuze luisterliedjes met Nederlandse teksten die er toe doen, zo schrijft hij op zijn website.

‘Midlife ballades, zo zou je mijn werk ook kunnen omschrijven. Ik zit zelf in die levensfase. Als je over de helft bent, ga je meer terugkijken dan vooruit. Je hebt meer rust en kunt de dingen beter begrijpen. Dat zijn de verhaaltjes die ik nu te vertellen heb. Mijn eerste liedjesteksten waren anders, die konden over bier gaan, of over een mooi meisje aan de bar. Dat zou ik nu niet meer kunnen. Ik schrijf wat er met mij speelt en hoe ik de dingen zie. Ik richt me nu ook meer op muzikale projecten waarin ik iets maak voor anderen. Je geloofwaardigheid is belangrijk als je in het Nederlands zingt. Een kunstje doen kan in het Engels, maar niet in je moedertaal.

‘Komt het niet, dan ga ik naar mijn man cave’

Concreet heb ik vier werkplekken om mijn muziek te maken. Om te beginnen de keukentafel. Als ik alleen thuis ben, ga ik daar zitten met een pot koffie en een schrijfblokje. Als ik een liedje in mijn hoofd heb, heb ik genoeg aan de keukentafel en een wit vel papier. Als er iets ontbreekt, of het komt niet, dan ga ik naar mijn man cave op de tweede etage. Dat is van oorsprong een relatief klein slaapkamertje van drie bij drie. Nu is het een muziekkamer.

Op mijn muziekkamer ben ik omringd door zes gitaren, in alle soorten en maten, en daar staat ook een opnameapparaat. Op deze muziekkamer hangen foto’s uit het verleden en al mijn gouden platen die er niet zijn. Ook hangen er posters van eigen optredens en dingen die ik organiseer. Ik neem er altijd een mee en die plak ik erbij, net als kaartjes die ik heb gekregen. Het is een soort Wall of Memories, fame is er niet altijd bij.

Op deze kamer staan ook mijn cd-collecties en boekjes van andere schrijvers. Die fungeren soms als hulpmiddel om de juiste woorden te vinden. Ik ga iets opzoeken of een plaatje draaien, een beetje klooien, mijn gitaar poetsen of een schroefje aandraaien. Het helpt me met inspiratie, al is het een beetje een noodgreep.

‘Ik ga niet voor mijn lol alleen in een café zitten’

Lukt het dan nog niet, dan ga ik alleen de stad in om sneu en gênant op het hoekje van de bar in een café te gaan zitten schrijven op bierviltjes. Dat is een mooi beeld van een muzikant, maar feitelijk ben ik dan ten einde raad. Beetje afluisteren en bespioneren. De gedragingen die je ziet beschrijven. Ik ga daar niet voor mijn lol alleen zitten en probeer het te combineren door een half uurtje eerder naar een afspraak te gaan. Favoriete cafés zijn ’t Paleis en Maxim.

Thuis gooi ik mijn notitieblokjes en bierviltjes in een schoenendoos in de man cave. Ik gebruik er eigenlijk maar weinig van. In twintig jaar tijd heb ik maar één liedje geschreven over het door de stad lopen. Dat zegt genoeg. En toch… Woordjes of observaties die ik tijdens mijn uitjes heb gesprokkeld en gestolen van anderen, blijken vaak nog wel bruikbaar. Ze komen op een later moment toch van pas.

Tot slot is er het huisje in Zeeland. Dat is een plek om me heel eenzaam terug te trekken. Ik kom er niet heel vaak, maar wil dat dit jaar meer gaan doen. Gewoon, daar een week gaan zitten, me afsluiten en kijken wat er komt.

‘Liedjes komen er vaak uit op een onhandig moment’

Zo zijn er een aantal plekken waar ik dingen verzamel door te observeren en aan de zijkant dingen te bekijken. Liedjes komen er soms gewoon uit, vaak op een onhandig moment. Als ik net de vaatwasser uitruim, mijn dochters naar beneden komen en de televisie aanstaat. Dan opeens. Hoewel ik eigenlijk geen tijd heb, pak ik dan toch de gitaar. Dat voelt dan heel fijn en lekker. Het is de oogst van al die momentjes in mijn muziekkamer, de wandeling in de stad, het uitwaaien in Zeeland en de keukentafel. Het heeft allemaal wel bijgedragen.

Ik moet het vonkje ergens zoeken, daar moet ik moeite voor doen. Naar de film gaan, ergens naartoe, mensen ontmoeten. Als het beginnetje er is, dan kan ik maandagochtend om negen uur aan de keukentafel zitten. Dan is het echt werken. De laatste 60 procent moet je gewoon doen. Write drunk, edit sober is het, toch? Ik maak geen hoogstaande poëzie, vaak zijn slechts een of twee zinnen bijzonder in een liedje. Dat is de kracht van het liedje. Niet alle 25 regels hebben die kracht. Die ene zin moet ik vinden en de anderen maak ik op talent en ervaring.

‘Het liefst zou ik een schrijvershuisje hebben, achterin de tuin’

Mijn muziekkamer is teveel in het huis. Muziek is kwetsbaar als je het maakt; je wil niet dat iedereen dat hoort. Als er iemand trap op komt, verwacht ik altijd dat de deur dan opengaat. Het liefst zou ik een schrijvershuisje hebben, achterin de tuin.

Mijn dochters zijn inmiddels zeventien en vijftien. Sinds ze naar de middelbare school gaan heb ik er geen omkijken meer naar. Naar de basisschool heb ik ze altijd gebracht. Dan was ik om 9.00 uur thuis en om 15.00 uur haalde ik ze weer op. Ik had daarmee vaste, afgebakende werktijden en zat gedwongen thuis. Ik vond dat wel een mooie druk.

Ergens ben ik best een burgerlijke man. Ik sta elke ochtend op tijd op en dan brengen we ’s ochtends samen een uurtje door. Van huis uit ben ik milieukundige en twee dagen per week adviseer ik bedrijven op duurzaamheid. Ook dat doe ik als zelfstandige en dat maakt het heel flexibel. Tegelijkertijd heb ik ook wel vaste afspraken. Ik plan die afspraken bewust vroeg, dan moet ik eruit en kan de dag beginnen. Ik denk dat ik een bepaalde structuur fijn vind. Als die er niet is, dan gebeurt er niets.’

Vergelijkbare verhalen