Edwin Smits | Theatertechnicus en fotograaf

Van theaterzaal tot raadsvergadering

Edwin Smits (48) verzorgt als theatertechnicus al meer dan vijfentwintig jaar het licht op podia. Goed naar licht kijken is voor hem een tweede natuur geworden. Inmiddels maakt hij als fotograaf ook licht op andere plekken dan in het theater, bij voorkeur in de buitenlucht. Kunstlicht in een natuurlijke omgeving voegt voor hem een aantrekkelijke laag toe aan de werkelijkheid. Het soms theatrale licht in zijn dierenportretten komt niet door een trucje in Photoshop, maar door het met flitsers ter plekke te maken. Enkele foto’s zien? Check zijn website.

‘Grofweg doe ik twee dingen: theatertechniek en fotografie, allebei behoorlijk divers. Theatertechniek was er het eerst. Dat begon op een eco-kamp in Frankrijk, waar een vriendin een theatervoorstelling maakte. Ik vroeg aan haar hoe de bezoekers het stuk konden zien in het donker. Daarop antwoordde zij: ‘Daar hebben we jou toch voor?’ Op die berg was geen stroom dus het moest allemaal met accu’s van auto’s, fakkels en zaklampen. Het was tamelijk experimenteel theater met tamelijk experimenteel licht, maar met 350 eco-hippies ging dat prima.

Daarna ben ik het vaker gaan doen. Ik heb lampen gehuurd en ging met een bandje op pad. Ik ben er niet zozeer ‘ingerold’ maar eerder ‘ingenaaid’ door de opmerking ‘daar hebben we jou toch voor?’ Nu is het vaak een bewuste keuze van technici. Zij volgen er ook een echte opleiding voor. Ik voelde me erin thuis, dus ik ben het blijven doen. In 1993 ben ik bij poppodium Doornroosje begonnen en voordat je het weet ben je 25 jaar verder. Sinds 1996 betaal ik er ook huur van.

‘Ik kan niet tot mijn zeventigste vrachtwagens laden’

Acht jaar geleden vroeg ik mij af wat ik ga doen als ik groot ben. Ik was toen veertig en wist dat ik niet tot mijn zeventigste vrachtwagens zou laden. Tegen de stroom in besloot ik fotografie te gaan doen, met als doel daar geld mee te verdienen. Ik heb er veel tijd in gestoken. Via verschillende websites en YouTube probeerde ik te leren van andere fotografen. Tegelijkertijd dacht ik na over wat ik anders kan. Waarmee kan ik me onderscheiden? Ik weet iets van licht. Daar kan ik wat mee, bedacht ik me. Ik heb toen enkele flitsers aangeschaft.

Niet veel later vond ik mezelf terug tussen een troep Konikpaarden in de Ooij. Zij reflecteerden het licht beter dan mensen om me heen, want die waren het vele flitsen op een gegeven moment wel zat. In de Ooijpolder kon ik oefenen. Ik ben begonnen met dieren fotograferen maar nu focus ik op mensen. Dieren fotograferen is leuk, maar je kunt ze geen factuur sturen. Ook mijn vrijwillige popfotografie is een goede training. Vooral de liftfoto bij Doornroosje is een leuke oefening om in korte tijd iets voor elkaar te krijgen, om snel in contact met band te komen en een mooie foto te maken.

‘Voedselfoto’s hebben vaak een hoog Libelle-zomerweekgehalte’

Ik ben niet fulltime fotograaf en wil in de theatertechniek blijven werken, maar door de corona-uitbraak is het de afgelopen tijd wel 100% fotografie. Gelukkig komen daar nu ook klussen. Laatst heb ik bijvoorbeeld een pand gefotografeerd en ik doe veel met voedselfotografie. Voedselfoto’s hebben vaak een hoog Libelle-zomerweekgehalte. Ik vind het leuk om er net wat anders mee te doen. Zo was ik in een chique villa met ruige beelden aan de muur, van rellen bijvoorbeeld. Ik heb elementen uit de villa als achtergrond gebruikt van de voedselfoto’s. Het is leuk om dat te combineren.

Fotografie doe ik overal en nergens. Theatertechniek vooral in theaters maar ook in een stadhuis, waar ik de videoregie doe van de Arnhemse raadsvergaderingen. Dan moet ik doodstil zijn. Een dag later sta ik met keiharde muziek in de pit bij een metalshow of fotografeer ik dieren in de Ooijpolder. Het zijn allemaal mijn werkplekken. Het contrast is mooi. Ik kan van alles genieten en zie overal mooie dingen. Vooraan bij het podium in Doornroosje kan het heel heftig zijn. Soms moet ik naar achteren om mijn camera heel te houden. De energie is leuk en het blijft spannend. Bij Theater aan de Rijn in Arnhem werk ik niet op een vloer, maar op een grid van kabels. Zo’n tension wire grid is een soort verende vloer. Je moet alles uit je zakken halen, want iets kan anders vijf meter naar beneden vallen, op de acteurs.

Ook een raadsvergadering kan vuurwerk zijn. Je moet altijd alert zijn. In de zaal staan drie interruptiemicrofoons en ik heb twee camera’s. Als drie mensen tegelijk opspringen en naar een microfoon lopen, wil je weten wie er als eerste aan het woord is. Op zo’n moment moet je snel schakelen. Het politieke spel is leuk om te zien, al is het soms ook slaapverwekkend. Dat zie je dan ook bij de aanwezige raadsleden. Op zo’n moment moet ik proberen de smartphones uit beeld te houden.

‘Muziek concentreert makkelijker als ik op de inhoud moet letten’

Foto’s bewerken en administratie doe ik thuis, daar zit ik een groot deel van de tijd achter de computer. Op mijn werkkamer hangt aan de muur een grote foto van een paard, een van de eerste horizontale foto’s die ik heb gemaakt. Deze plaat is overgebleven van een expositie. Naast mijn scherm staat een goede stereo. Ik heb geen Spotify, alles staat op de harde schijf. Podcasts luister ik niet tijdens het werk. Dat doe ik als ik ga autorijden, wandelen of afwassen. Muziek concentreert makkelijker als ik op de inhoud moet letten. Ik luister naar van alles, dat is per moment verschillend. De ene dag kan ik de hele dag naar een singer-songwriter luisteren en een volgende dag ga ik van brute death metal naar jazz tot filmmuziek.

Ik heb thuis een plek kunnen maken waar ik goed zit. Dat is belangrijk omdat ik soms ook ’s nachts zit te werken. Je moet toch je uren maken en ik vind het heerlijk om ’s nachts met foto’s bezig te zijn. Je wordt dan niet lastiggevallen met andere dingen. Een echt dagritme heb ik niet. De enige standaard is dat ik slaap van 3 tot 10. Dat zit er nog steeds in, ook zonder shows nu. Ik pas me op zich makkelijk aan en een vroege afspraak is geen probleem. Ik ben altijd op tijd voor afspraken die ik maak, structureel. Dan heb ik hoogstens wat slaapgebrek maar dat slaap ik wel weer bij. Het voordeel van geen ritme is dat je nooit last hebt van een jetlag. Ik vlieg zelden, maar ik kan me dat zo voorstellen.

‘Als ik de kans krijg, doe ik twintig minuten mijn ogen dicht’

Mijn vader was goed met middagdutjes. Tussen de middag kwam hij thuis om te eten en daarna deed hij een kwartiertje de benen omhoog om te slapen. Ik heb me dat intussen ook aangeleerd. Als ik de kans krijg, doe ik na het avondeten twintig minuten mijn ogen dicht. Meestal is dat ergens tussen zes en acht ’s avonds. Dit lukt niet als ik om zes uur in het stadhuis moet zijn voor een raadsvergadering. Dan moet ik al om half vijf eten. De eerste paar keer vond ik dat niet leuk en onhandig, maar ook dat went.

In mijn werk kan ik me een vast ritme niet veroorloven. Dan ben ik niet flexibel genoeg om mijn werk te kunnen doen. Ik ben er ook niet goed in. Ik heb een langere periode de hele week om tien uur en om twee uur een voorstelling gehad. Na twee weken werd dat ontzettend saai, ik vond het helemaal niks. Nu werk ik de ene week één dag en de andere week zeven dagen. Misschien is dat niet gezond of verstandig maar ik draai op die chaos. Ik zie veel jonge mensen die gebaat zijn bij ritme, die houden dat niet vol. Daar heb ik gelukkig geen last van, het kan vaak ook niet in mijn werk. Een vast ritme is fijn voor ambtenaren.

Ik heb dus nauwelijks routines en geen rituelen. Acteurs doen soms allerlei dingen voor een voorstelling. Op dag 2 weten ze dat ik daar niet aan meedoe. Voor mij is het gewoon werk. Met mijn werk wil ik mooie dingen maken met leuke mensen, op allerlei manieren. Samen iets moois maken, dat geeft me voldoening. Ik ga er altijd vol voor en maak lange dagen. Ook met mensen die ik nauwelijks ken. Dat is een uitdaging, maar het levert veel op. Soms zie je mensen nooit meer na weken heel intensief contact. In het begin moest ik daar aan wennen, maar nu is het zo. Soms houden we er een vriendschap aan over, soms is het snel voorbij. Ook daar kan ik blij mee zijn, haha.’

Vergelijkbare verhalen