Marlieke Overmeer | Beeldend kunstenaar

Van koffie tot kauwtekst

Marlieke Overmeer (62) maakt schilderijen in olie of acryl. Ook maakt ze objecten en installaties, waarbij ze bestaande beelden en materialen combineert in een soort archiverende verzameling. In haar werk en projecten is ze steeds op zoek naar de achter-, binnen- en onderkant van de Dingen (van het Leven). Ze doet dat in thema’s als ‘vergankelijkheid’, maar ook vrouwen en de dagelijkse en gewone dingen vormen een belangrijk motief. Denk aan de theepot, gevonden boodschappenbriefjes of de theemuts. De laatste jaren is haar liefde voor de koe inspiratiebron geweest voor project WoeWei (doen door niets te doen). Schilderen is doen en ‘niet doen’; bewegen en je laten bewegen, zichtbaar maken wat jou beweegt. Tijdens workshops neemt Marlieke je via verschillende werkvormen mee om je eigen stroom te volgen. Kans op ‘denken’ krijg je niet. Meer over haar werk en begeleiding op haar website.

‘Ik sta elke dag om half zeven op, samen met mijn lief. We gaan eerst ontbijten en daarna een half uur studeren. Hij is zojuist begonnen met een nieuwe baan en is zich aan het inlezen. Ik houd van mystieke teksten en lees nu Meister Eckhart, een mysticus uit de dertiende eeuw. Na het studeren ga ik lopen met onze hond Dokus, een ontzettend goed gelukte bastaard. Hij is bruin met een wit pootje, alsof hij net van de geitjes afkomt en heeft een wit kruis op zijn borst.

Na de wandeling bekijk ik mijn mails en doe wat dingen op de computer. Dan fiets ik in tien minuten naar mijn atelier. Dokus gaat altijd mee en krijgt daar meteen iets lekkers. Meestal zijn we er rond een uur of half tien. Op het atelier heb ik bewust geen computer, dat leidt af. Computerwerk doe ik thuis. Vormgeving met foto’s en logo’s maken of workshops voorbereiden. Ik vind het fijn om die twee soorten werk te scheiden.

‘Ik lees eerst een mooie tekst om op te kauwen’

Op mijn atelier gooi ik eerst de deur naar de tuin open en ga dan koffiezetten. Ik moet altijd even aankomen en dat lukt door even iets te lezen, een mooie tekst om op te kauwen. De koffie is ook een goed startritueel. Ik ben erg blij met deze ruimte, en voel me er altijd snel op mijn gemak. Ik vind het fijn om niet thuis te werken maar hier. Op deze manier kan ik de brug maken naar niet meer hoeven doen wat er gedaan moet worden, zoals telefoontjes plegen en boodschappen doen. Thuis zit ik in de regelstand, hier ben ik ontregeld. Ik kom elke dag op mijn atelier, maar de tijd die ik er doorbreng verschilt. De eindtijd staat niet vast.

Als je binnenkomt zie je drie ramen en links is de deur naar de tuin. Ik kijk uit op de witte gordijnen voor de kast vol met afvalhout, schilderijen en materiaal om mee te werken. Door die gordijnen oogt het rustig. Voor de kast staat een schildersezel en een rek waar ik ooit iets mee wil doen. Het is een oude kledingkast uit de jaren vijftig. Ik heb het plastic eraf gehaald en nu is het een stellage om dingen in te hangen. Het wordt nog iets.

Op een plank ligt klein werk dat nog niet de kast ingaat. Ik wil het nog bij me houden, er moet nog iets mee. Ook liggen er vellen papier, olieverftubes en kwasten. Bij de muur tegenover de ramen staat op de grond van alles te wachten op wat het gaat worden. Veel uit containers of het depot in de gang. Ik ben een verzamelaar. In het depot kunnen mensen spullen neerzetten en die maximaal twee weken laten staan. Als niemand het heeft meegenomen, moet je er zelf voor zorgen dat het weggaat. We zitten met twintig mensen in dit pand. Het is een vereniging en we betalen contributie. Zelf zit ik hier sinds 2005. Daarvoor zat ik achter een pornozaak en daarvoor antikraak bij de Dobbelman zeepfabriek.

‘Vroeger nam ik afstand door te gaan roken, letterlijk de ruimte uit’

Het is nooit zo dat ik niet verder kan. Ik kan altijd opnieuw beginnen of ga er gewoon met witte verf overheen. Bij kleine werkjes werk ik aan meerdere tegelijk. Als ik dan vastloop, kan ik de een wegleggen en naar de ander gaan. Als ik met een schilderij bezig ben, heb ik ook altijd kleiner werk liggen. Vroeger nam ik afstand van mijn werk door te gaan roken, dan ging ik letterlijk de ruimte uit. Dat doe ik gelukkig niet meer. Maar de tuin in kan altijd.

Ik werk vaak een paar jaar aan een thema. In 2008 ben ik begonnen met elke dag een zelfportret tekenen. Geen zelfcensuur maar in het moment tekenen wat er is. Met één lijn, kijkend in de spiegel. Pen op het papier, tekenen en daarna meteen het boek dicht. Om er niets van te vinden mocht ik pas terugkijken als het boek vol was. Als ik het dan opende, kwam ik alles tegen wat ik op mijn register heb. Ik heb dat drieënhalf jaar volgehouden en het heeft 1300 zelfportretten opgeleverd. Nu vind ik het jammer dat ik ben gestopt, maar toen was het klaar. Ik heb het goed kunnen ervaren.

De zelfportretten kwamen voort uit de zenmeditatie-groep waar ik toen in zat. Iedere ochtend ga je bij een meditatie opnieuw zitten. Dat idee gold ook voor de portretten. Het is geen kunstje; je moet het iedere keer opnieuw doen, met aandacht. Een regel in zen is ‘Always be a beginner’. Ik vind dat mooi. In het verlengde het daarvan ligt de uitspraak van Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk wel dat ik het kan’. Dat zeg ik vaak tegen deelnemers van mijn workshops. ‘Dan maak je wat jij alleen kan maken, dan doe je wat jij kunt doen.’

‘Corona geeft me toestemming om niets voor te hoeven stellen’

Sinds vier jaar werk ik aan een project met drie muzes, drie vrouwen. Ook met mondkapjes. Met de corona-uitbraak maak ik nu een aantal portretten van mensen met mondkapjes. De corona geeft me de toestemming om niets voor te hoeven stellen. Het geeft me rust omdat ik ook de onrust ken van naar buiten moeten en dingen moeten. Die druk viel van mij af tijdens de lockdown. Iedereen zat binnen.

Als je een creatief beroep hebt, weet je nooit hoe iets uitkomt. Je bent getraind op niet-weten. Nu weet de hele wereld niet hoe het gaat lopen. Het ontspant dat iedereen het nu niet weet. We zitten allemaal in eenzelfde soort omstandigheid. Ik vind dat wel prettig, minder de wereld in moeten. Persoonlijk vind ik het een zegen. Voor de wereld kan het niet anders dan tot iets goeds leiden. Ieder mens kan hier voordeel mee doen. Je wordt opeens stopgezet en aangesproken op dat ‘niet-te-weten’.

‘Op mijn zachte stoel van schuursponsjes kijk ik naar de mooie wildernis met goudsbloemen’

In het midden van mijn atelier staat een lange tafel. Ik zit daar graag aan op mijn zachte stoel, die ik heb gemaakt van schuursponsjes. Ik kan niet recht in het licht kijken en kijk daarom door dunne luxaflexjes van 1 centimeter naar buiten, naar mijn eigen tuintje. Dat is een mooie wildernis met heel veel goudsbloemen. Van huis neem ik altijd twee boterhammen mee in een zakje, zelfgebakken brood met zaden, zonder beleg of met kaas. Vaak vergeet ik te eten doordat ik de tijd vergeet. Als ik ergens in zit, ga ik door. Ik ben een beetje alles of niets.

Het is voor mij belangrijk om zichtbaar te zijn en het is leuk als je likes krijgt op Facebook, maar daar wil ik niet afhankelijk van zijn. Het is een worsteling met het medium. Een leeg pand inrichten vind ik het mooiste wat er is. Dat heb ik gedaan bij in een lege fabriekshal, lege stal, voormalige slachterij en een leeg oud bankgebouw. Sinds 2009 maak ik ook zaaigoed, plankjes met tekstjes die ik op straat strooi. In het park of in de trein laat ik een plankje achter. Ik heb altijd een stapel plankjes bij de deur liggen.

‘Het is de grote opdracht om niet jezelf de hele dag te bevredigen’

Mijn atelier is een vrijplaats, zo zie ik het. Daarbij is het de grote opdracht om niet jezelf de hele dag te bevredigen. Het is voor mij een worsteling hoe ik wat ik maak de wereld in kan brengen. Wat draagt mijn werk bij? Ik wil iets vertellen, anders is dit alleen een zelfbevredigende vrijplaats. Het is de vraag waar je iets doet en waar je iets laat.

Bij de verbinding met de buitenwereld gelden voor mij twee dingen. Eerst voel ik me Roodkapje. Ik maak wat ik maak en doe wat ik doe op mijn manier. Dan komt stap 2. Dan moet het de wereld in en dat is het lastigste stuk. Het is toch fijn dat mijn werk gezien wordt, dat het werking heeft wat ik gemaakt heb en wat ik te vertellen heb. Het is mooi als er iets gebeurt aan de andere kant, dat iemand wordt geraakt of dat mijn werk communiceert. Als het helemaal wordt genomen door verschillende groepen mensen, dan ben ik diep gelukkig.’

Vergelijkbare verhalen