Roel Seidell | allround illustrator

Van luciferdoosje tot neerstortend vliegtuig

Roel Seidell (53) is tekenaar en bedenker van heel veel cartoons, strips, characters en beeldmerken, meestal met humoristische inslag. Ook is hij illustrator van diverse kinder- en schoolboeken. Sinds 1997 werkt hij als zelfstandig illustrator voor een breed scala aan opdrachtgevers, zoals educatieve uitgeverijen, vak- personeels- en business-to-businessbladen, tijdschriften en ontwerp- en communicatiebureaus. Hij heeft getekend voor een koekjesfabriek, een energieboer, een spelletjesfabrikant, de Politie, een wenskaartenfirma, de NS, een zandwinner, een hagelslagfabriek, een wandelvakantie-organisatie, een zorgverzekeraar, een landschapsorganisatie, een ziekenhuis en de brandweer. En dat is nog maar een heel kleine greep uit het totaal. Kijk voor meer over zijn werk op zijn website.

‘Ik heb een half jaar thuis gewerkt. Aan het eind van de dag kon ik het werk wel achter me laten, maar het was lastig dat ik niet meer naar huis kon gaan. Na het werk wilde ik vaak ergens anders heen en dan ging ik vaak naar de kroeg, om maar in een andere omgeving te zijn. Ik wilde weg uit de ruimte waar ik al de hele dag was. Een andere werkruimte is beter voor een dagritme en beter om te stoppen. Dertien jaar heb ik gewerkt in een pand aan de Pijkestraat in Nijmegen en nu zit ik zeven jaar in de Zeepfabriek. Ik deel daar een ruimte met een grafisch ontwerper.

Mijn werkplek is vrij rommelig, in eerste instantie. Overal liggen stapeltjes papier en dingetjes waarvan ik niet goed weet wat ik ermee moet en die blijven liggen. Ik heb een stabureau met een flinke desk bike, een stoel waarop je kunt trappen. Die heb ik bij een collega gezien en het leek me goed voor mijn spieren. Als ik me concentreer, vergeet ik echter te trappen. Het is wel een stoel zonder rugleuning en dat is altijd beter. In de praktijk sta ik veel. Ik heb last van rugklachten gehad en dit is een passieve manier om mijn rug te trainen. Sporten is niet echt mijn ding en op deze manier zit de training toch in mijn dagelijkse routine. Het gaat redelijk ongemerkt. Ik hoefde niet te wennen en het gaat heel naturel.

‘Ik zoek veel op Google maar soms is het fijn om een boek te pakken’

Naast mijn stabureau met computer heb ik een tekenbureau met lichtbak, uit het analoge tijdperk. Door af en toe aan mijn tekenbureau te werken, wissel ik staan en zitten af. Achter me staat een boekenkast met inspirerende boeken. Ik zoek veel op Google maar soms is het fijn om een boek te pakken. Het werkt inspirerend om te kijken hoe iemand iets oplost en ik zou het vervelend vinden als die boeken er niet zouden zijn. Ik kijk uit op een plein met een trappenhuis naar een ondergrondse garage. Op dat trappenhuis staat een gedicht van Jaap Robben. Ook zijn er op het plein een viertal bankjes om buiten te lunchen. Binnen hebben we een grote tafel voor winterlunches. Vanuit vier ateliers schuiven dan mensen aan.

Op mijn bureau heb ik een aantal poppetjes staan. Nostalgisch speelgoed, ook van voor mijn tijd. Ik ben ze tegengekomen op rommelmarkten. Dat was bijvoorbeeld zo met het beeldje van Charlie Brown. Daar kan een batterij in en na lang zoeken heb ik die gevonden. Het blijkt dat ’ie twee dingen kan zeggen: ‘good grief!’ en ‘I can do this!’. Ook heb ik Heinzelmännchen, een soort kaboutertjes die net als Loeki de Leeuw in Duitsland tussen de reclames zaten. Verder staan er twee grote palmen in het atelier. We hebben ze de naam van een film en van een filmregisseur gegeven: Irina Palm en Brian De Palma.

‘Ik moet een wekkertje zetten omdat ik anders vergeet naar huis te gaan’

Ik sta elke dag laat op, rond negen uur. Dan ga ik eerst de honden uitlaten en dan wat lummelen. Rond elf uur ben ik meestal op mijn werkplek. Dan moet ik een wekkertje zetten voor 17.45 uur omdat ik anders vergeet naar huis te gaan. Dat is dan meteen gedoe, want het is niet leuk om met eten op iemand te moeten wachten. Als je samenwoont houd je rekening met elkaar, maar ik vergeet het echt. Met werk kom ik langzaam op gang en als ik goed op stoom ben, kan ik niet stoppen.

In de tijd dan ik op het atelier ben, krijg ik mijn werk altijd wel af. Anders kan ik in de avond of het weekend door, als het echt druk is. Dan begin ik vaak ook eerder. Soms lukt het niet goed, maar ik zeg nooit ‘laat maar, ik ga naar huis’. Die rust krijg ik dan niet. Ik ga eerder een ommetje lopen, maar ik kan het ook afdwingen. Gewoon zitten en tekenen. Altijd met hetzelfde gummetje en potlood. Zij zijn mijn heilige twee-eenheid. Ik gebruik zelden een andere.

‘Op de fiets zing ik in mijn hoofd, maar dan hardop’

Ik zing altijd op de fiets. Daar ben ik me niet zo van bewust, maar het is zo’n moment dat je denkt dat niemand je hoort. Ik zing eigenlijk in mijn hoofd hardop. Ik heb vaak liedjes in mijn hoofd maar ik luister tijdens het werken niet vaak naar muziek. Vroeger wel, maar dat doe ik steeds minder. Soms nog wel bij dom werk, als ik bijvoorbeeld iets moet inkleuren. Niet bij lezen of als ik iets moet bedenken. Ik ben vrij makkelijk afgeleid. Bij muziek luister ik naar de teksten en dan erger ik me snel aan wat er gezegd wordt. Dat kan ik moeilijk blocken. De hele dag Sky Radio op een kantoor trek ik ook niet. Mensen horen dat vaak niet meer, het is achtergrondgeluid.

Als ik een prentenboek maak ben ik soms urenlang aan het kleuren. Dat doe ik vaak thuis en dan draai ik vinylplaatjes. Het is lekker om vaak op te moeten staan om een plaat om te draaien. Een half uurtje en dan wat anders. Ik heb thuis zo’n anderhalve meter vinyl staan, muziek uit mijn jeugd die ik door en door ken. Daardoor luister ik minder naar de teksten en het is fijn werken.

‘Mijn eerste schetsen zijn zo groot als een luciferdoosje’

Het leukste werk vind ik bedenken en uitwerken. De beginfase met een probleem waarbij je een beeld moet verzinnen, een concept: dat is fijn. Je gaat ideeën bedenken en een route uitzetten; het associatieve deel. Een ‘plaatje in je hoofd hebben en dat overtrekken’, zo beschreef iemand dat ooit. Helaas klopt wat je tekent vaak niet met wat je in je hoofd hebt. Dan moet je schaven. De tussenfase van schetsen en verbeteren en iets precies zo krijgen als je het wil, is minder leuk. Het voelt als het succesvol aan de grond zetten van een neerstortend vliegtuig. Allerlei knopjes knipperen en er zijn allerlei onvoorziene dingen. De fase van uitwerken is weer fijn, dan zit je in rustig water. Op het eind kijk je terug en denk je: ‘Het is weer gelukt.’.

Appeltje-z maakt dit proces een stuk makkelijker. Als je met ecoline een verkeerd streepje hebt gezet, is het lastiger. Op de Kunstacademie heb ik al ontdekt dat mijn composities het beste zijn in de eerste schetsen. Die schetsen zijn zo groot als een luciferdoosje. Ik verbaas me er iedere keer over als ik op het eind terugkijk en het is precies zo geworden als dat kleine krabbeltje. Het voordeel van zo’n schets is dat je meer grip hebt op de compositie en de spanning in het beeld, zonder alle kleine dingen. Het gaat om de plaats en de verdeling van licht en donker en dat gaat goed in klein formaat. Je kunt snel vele varianten maken en vaak komen daar geen grote veranderingen meer in.’

Vergelijkbare verhalen