Govert Schilling | Freelance journalist

Van zolderkamer tot zeefdrukkerij

Govert Schilling (1956) is freelance wetenschapsjournalist en publicist. Hij schrijft over sterrenkunde en ruimteonderzoek voor kranten en tijdschriften in binnen- en buitenland en publiceerde tientallen boeken over uiteenlopende sterrenkundige onderwerpen. Sommige zijn vertaald in Engels, Duits en Chinees. Op radio en televisie geeft Govert geregeld toelichting op ontwikkelingen in de astronomie. Hij is autodidact op het gebied van astronomie en journalistiek. Voor de popularisering van de sterrenkunde ontving hij diverse prijzen en onderscheidingen, waaronder de Simon Stevin-kijker van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde KNVWS (in 1989, samen met astronaut Wubbo Ockels) en de Eureka-oeuvreprijs van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO (in 2002). In 2007 werd planetoïde (10986) Govert naar hem genoemd door de Internationale Astronomische Unie. Govert is getrouwd, heeft een zoon en een dochter, en woont in Amersfoort. Meer over Govert op zijn website over sterrenkunde.

‘In een ver verleden heb ik hts werktuigbouwkunde gestudeerd. Daar heb ik nooit iets mee gedaan maar ik heb er wel een soort exact denkraam aan overgehouden. Sterrenkunde was al een hobby in mijn tienertijd, met een telescoop in de achtertuin. Schrijven heb ik ook altijd leuk gevonden. Het is dan ook niet vreemd dat ik die twee heb gecombineerd in mijn werk. Tot 1998 werkte ik bij het Artis Planetarium in Amsterdam. Op dat moment deed ik thuis al veel schrijfwerk en uiteindelijk heb ik de knoop doorgehakt om volledig zelfstandig te gaan. De kinderen gingen toen naar de middelbare school en dat maakte het makkelijker om thuis te werken.

Helemaal zelfstandig werken lijkt voor veel mensen eng maar het was de beste keuze die ik ooit heb gemaakt. Mijn baan was leuk maar ik kwam in de knoop met de tijd. Ik heb mezelf als ultimatum gesteld dat ik op mijn veertigste moest kiezen. Ik heb geen moment spijt gehad van mijn keuze en zou nooit terug willen naar een vaste baan. Ik ben allergisch voor hiërarchische situaties en werk graag alleen. Het is ook leuk om samen te werken, maar dan wel op basis van gelijkwaardigheid.

‘Op mijn omgebouwde zolderkamer werd ik wat claustrofobisch’

Als werkplek had ik eerst de klassiek omgebouwde zolderkamer, met na een verhuizing een dakkapel erop. Daar zat ik opgekropt tussen boekenkasten en mijn bureau. Het ging prima maar als je altijd thuis werkt, word je er toch claustrofobisch van. Het ging me tegenstaan en ik heb gekeken naar een kantoorruimte in Utrecht. Uiteindelijk heb je dan toch een soort betaalde baan. Als je spullen daar staan, is het niet handig als je thuis nog wat wil doen. En ik was vaak ’s avonds aan het werk voor Amerikaanse bladen. Om alles dubbel te hebben, kost veel geld. Ik bedacht dat ik dat geld beter kon besteden aan een ruimere woning en werkplek thuis.

Ik heb het ook altijd lekkerder gevonden om thuis te werken. Sommige mensen vinden het een nadeel, maar ik zie het als voordeel om even tussendoor een was te doen of een kop koffie te drinken met mijn vrouw. Ik vind het ook nooit lastig om aan het werk te gaan. Die discipline heb ik wel. Ik moet eerder de discipline opbrengen om met een boek op bank te gaan zitten. Ik ben bijna altijd werkgerelateerd bezig en dat is wel een nadeel van thuiswerken: het houdt nooit op.

‘Ik vind het een genot om nu een grote ruimte te hebben’

In 2004 zijn we verhuisd naar Amersfoort. We wilden het liefst een oud huis in de binnenstad, met mogelijke kantoorruimte. Het werd een prachtig huis in een van de mooiste straatjes. We wonen boven en de hele benedenverdieping is achtereenvolgens een zeefdrukkerij, winkel en kunstgalerie geweest. Een enorme ruimte van wel twintig meter diep. Toen we kwamen kijken, werkten er zes mensen. Het was eigenlijk een beetje te groot. Omdat het woonhuis fijn was, hebben we het toch maar gedaan. Nu vind ik het een genot om zo’n grote ruimte te hebben.

Normaal ben ik vaak op pad voor afspraken, maar de afgelopen maanden zat ik door corona soms vijf dagen per week thuis. Dat was geen straf in deze ruimte. Ik kan hier heerlijk rondlopen. Daar is alle ruimte voor. Ik voel me zeer bevoorrecht. Het nadeel van deze ruimte is dat de zeefdrukkerij destijds alles heeft doorgebroken naar achteren. Hierdoor hebben we geen tuin, maar gelukkig hebben we boven wel een dakterras.

Door de interne verbouwing is de ruimte enorm diep zonder ramen aan de zijkant of achterkant. Dit betekent weinig daglicht en dat is wel jammer. Het pand is vijf meter breed, met aan de voorkant grote ramen naar de straatkant. Ik mis wel wat uitzicht, want ik kijk uit op de gevels aan de overkant van de straat, niet naar de lucht.

‘Als ik iets lees, moet ik pijlen kunnen trekken, krassen en omcirkelen’

Bij de ramen staat onze oude eettafel. Ik kan daar mensen ontvangen of een interview voor televisie geven. We hoeven niet naar de woonkamer, of tussen de lakens door naar zolder. Op de tafel liggen ook stapels boeken, die ik eigenlijk weer eens moet opruimen. Ik ben een boekenfan en heb vele boekenkasten. Via een laag kastje als afscheiding loop je de kantoorruimte in. Ik heb geprobeerd verschillende open gedeelten te maken.

Mijn bureau is een loeizware eikenhouten eettafel van een vriendin. Heerlijk groot met altijd veel zooi. Het bureau staat in de lengterichting en ik zit met mijn rug naar de muur. Tegen de andere muur staan boekenkasten. Als computer heb ik een laptop aan een grote monitor en een toetsenbord. Links liggen boeken en mapjes en rechts papieren. Ik ben van het digitale tijdperk, maar als ik iets lees, moet ik pijlen kunnen trekken, krassen en omcirkelen. Ik heb ook altijd velletjes vol notities liggen.

Als je verder doorloopt kom je in een open gedeelte met tijdschriften en mijn oude telescoop waar ik als vijftienjarig jongetje voor heb gespaard. Die staat daar voor de sier; ik gebruik hem niet meer. Daar hangen ook dingen aan de muur. Ik ben kaartengek. Zo hangt er een kaart van het zuidwesten van de Verenigde Staten, mijn lievelingsdeel van onze planeet. En een moderne wereldkaart die ik voor mijn verjaardag heb gekregen. Eigenlijk is hij te klein maar ik heb geen grote muren over.

‘Ik ben niet krankzinnig gehecht aan spullen en kan best weggooien’

Bij het achterste deel zit je inmiddels fors in de uitbouw van de zeefdrukkerij. Dit deel was eigenlijk de tuin. Via een trapje met drie treden kom je naar een lager deel met twee tweezitsbanken, een tafeltje en een kast met tijdschriften. Hier kan ik onderuitzakken. In dit deel staat ook het flight case keukentje met een koelkastje. Ik maak daar niet veel gebruik van, maar stromend water is wel handig. Net als mijn eigen toilet.

Via een deur in de korte achterwand kom je in een apart kamertje, vroeger de opslag van de zeefdrukkerij. Dit hoort niet meer bij mijn werkruimte. Het is een logeerruimte en opslag voor boeken. Ik heb veel spullen verzameld in mijn leven en ik kan slecht weggooien. Dat hoefde ook niet. Ik ben echter niet krankzinnig gehecht aan spullen en zou best wat kunnen weggooien.

‘Tijdens het werk pak ik heel klassiek tegen elven een kop koffie’

Ik ben geen ochtendmens. Mijn wekker staat op half acht en om acht uur ga ik eruit. Douchen, scheren, krant lezen, ontbijten. Dan is het vaak negen uur, half tien als ik begin. Om tien uur moet ik echt aan de slag zijn. Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze routine. Het kan zijn dat ik ergens vroeg moet zijn of dat er veel af moet. Als ik bezig ben, pak ik heel klassiek tegen elven een kop koffie en in de middag een kop thee. Die drink ik vaak in de woonkamer. Dan ben ik er ook even uit en vaak lees ik dan een kwartiertje de krant. Het zijn kleine pauzetjes.

Mijn werkdag begint met mail en losse eindjes wegwerken. Ik probeer mijn werktijd in te delen op dagdelen. Ik vind het steeds moeilijker om in vier uur tijd aan twee verschillende dingen te werken. Liever werk ik een aangesloten periode aan één ding. Tegelijkertijd kan ik me niet voorstellen dat je elke dag aan het hetzelfde project werkt. Zoals een romanschrijver een jaar lang aan hetzelfde boek werkt, daar moet ik niet aan denken. Ik werk nooit vijf dagen per week aan hetzelfde.

Als het weer meezit en ik neem er tijd voor, maak ik na de lunch een wandelingetje rond de singel. Dat is drie kilometer, ongeveer een half uur lopen. Aan het eind van de middag of begin van de avond pak ik vaak achterstallig leeswerk. ’s Avonds klap ik vaak de laptop nog even open voor wat losse eindjes. Nog even die en die mailen. Dingen die vaak ook een dag later kunnen, maar internationale contacten gaan altijd door.

‘Contact met anderen geeft energie en ik sta op scherp als ik iets leuks hoor’

In coronatijd waren mijn dagen best saai. Ik kon weinig mensen ontmoeten en had weinig prikkels. Voor corona was ik vaak op pad voor lezingen of ik ging naar de bioscoop. Nu kan ik soms een hele avond televisie kijken, al gebeurt dat niet vaak. Nu begint alles langzaam weer op gang te komen. Ik vind het vooral fijn om weer onder de mensen te zijn en een gesprek te hebben over werk of andere onderwerpen. Dat levert een variatie aan input op. Ik raak enthousiast door contacten met anderen. Het geeft veel energie en ik sta op scherp als ik van iemand iets leuks hoor. Luisteren, reageren, nadenken en goede ideeën krijgen.

Ik heb geen papieren agenda maar naast mijn computer ligt wel een papieren weekplanning. Ergens in het weekend maak ik een indeling voor de week die komt. Welke avonden ben ik weg, wanneer staat wat op het programma, welke toezeggingen heb ik gedaan voor artikelen, wanneer ga ik aan mijn boek werken. Zo’n weekindeling klinkt wellicht controledrang-achtig maar het is een houvast die alle kanten op kan. Op maandag ben ik vaak al aan het schuiven. Dat is niet erg. Ik heb hierdoor de zekerheid dat ik niet in de knoop kom. Met een gele markeerstift geef ik aan wat echt belangrijk is. Of ik geef met een kring en een pijl aan dat iets is verplaatst naar een andere dag.

‘Ik schrijf alles op en het is heerlijk om iets door te kunnen krassen’

To-do-lijstjes heb ik ook. Met kleine dingen. Ik schrijf alles op en het is heerlijk om iets door te kunnen krassen. Soms bedenk ik iets wat ik al heb gedaan, dan schrijf ik het alsnog op om het dan door te krassen. Dat geeft bevrediging en dat heb je nodig. Het gevoel van ‘Zo, dat is klaar’. In het verleden heb ik zeven dagen per week gewerkt, al was het in het weekend minder hard. Daar ben ik lang geleden mee gestopt. Het slaat nergens op. Nu probeer ik de weekenden vrij te houden van werk. In principe, want er is altijd wel iets te doen. Maar andere dingen gaan nu voor. Bij lekker weer ga ik eropuit. Ook familiebezoek of een afspraak met de kinderen, die inmiddels het huis uit zijn, kan altijd in weekend.

Ik kan in het weekend ook mijn tijd doorbrengen met kranten lezen en luieren. Het is een periode van nietsdoen. Dat bevalt goed. Ik weet dat ik ook doordeweeks andere dingen kan gaan doen maar dat kan ik heel slecht. Zaterdag en zondag zijn voor mij de dagen dat nietsdoen mag, op andere dagen voel ik me schuldig. Deels heeft dat te maken met de mensen met wie ik werk maar ik ben ook getrouwd. Ik kies bewust voor die dagen ontspanning. Het voelt ook zonde als ik werk in het weekend. Iedereen geniet dan van het weekend en doordeweeks is iedereen aan het werk. Het is een kwestie van meedraaien met hoe de maatschappij in elkaar zit. Vrij conservatief en traditioneel, maar daarom houd ik het misschien ook zo lang vol.’

Vergelijkbare verhalen