Peter Zunneberg | Tekstschrijver/journalist

Van Lundiakast tot desembrood

Peter Zunneberg (58) is van oorsprong kunsthistoricus en werkt al jaren als tekstschrijver/ journalist/ redacteur. Sinds 1996 vormt hij met partner Bea Ros Zunneberg & Ros Tekstproducties. Samen leveren ze journalistiek werk en eindredactie, met als specialisaties onderwijs, cultuureducatie, wetenschap, geschiedenis en (jeugd)literatuur. Daarvoor werkte hij twee jaar als freelancer. In 2013 richtte hij Dorsoduro op, een initiatief om bij te dragen aan het bewustzijn dat kunst en cultuur belangrijk en waardevol zijn. Peter wil duidelijk maken dat je niet op zoek hoeft te gaan naar kunst en cultuur, maar dat het overal voor het oprapen ligt. Dat doet hij door verhalen te vertellen en te verzamelen, te zoeken en te onderzoeken en door te adviseren en mee te denken. Sinds 2015 is hij bovendien jurylid bij Neerlands Slechtste Slogan Verkiezing. Met Bea heeft hij een zoon (26) en een dochter (23) die niet meer thuis wonen, maar daar nog wel een eigen kamer hebben.

‘Ooit zag ik in een antiekwinkel mijn ideale werkplek: een oud bureau van een Belgisch ministerie, zo’n 1,5 bij 3 meter of 2 bij 4. Heel groot in ieder geval en totaal onwerkbaar. Met je armen heb je maar een bereik van zo’n 80 centimeter. Je kunt dus helemaal niet bij wat aan andere kant van bureau ligt. Toch leek het me mooi voor alle spullen die ik altijd heb liggen. Lang heb ik gewerkt aan een klein bureau met stapels papier en een vaste computer maar toen die is gecrasht, heb ik een laptop gekocht en sindsdien werk ik meestal in de woonkamer, aan de eettafel of op de bank.

Mijn bureau stond eerst in het souterrain. Ons hele huis is onderkelderd, en we hebben daar een ruimte van 3,5 bij 5 meter. Bea en ik hadden daar onze twee werkplekken, twee dezelfde bureaus met twee computerschermen tegen elkaar. Over het scherm konden we naar elkaar kijken. Zo hebben we een jaar of vijftien gezeten. Afgelopen najaar is die ruimte veranderd. Bea kreeg toen via haar nichtje het oude bureau van haar vader. Mijn bureau is naar een andere hoek van het souterrain gegaan en fungeert nu als werkbank. In de kantoorruimte is hierdoor meer ruimte ontstaan voor boekenkasten. We hadden daar al een wand met boeken over kunst en naslagwerken, taal- en literatuurboeken, maar er is nu meer ruimte voor Bea’s jeugdboeken en mijn Italië-bibliotheek.

‘Ik zit graag op de bank, met links en rechts van me een stapel boeken’

Bea werkt nog steeds beneden, het liefst op een vaste computer. Sinds ik mijn laptop heb, werk ik niet meer beneden. Interviews zijn steeds vaker telefonisch en het is lastig als je dan tegenover elkaar zit. Het was storend en het aantal telefoongesprekken nam toe. Boven is ook meer ruimte. Ik zit graag op de bank, met links en rechts van me een stapel boeken. Dat lukte niet op het bureau. Daar lagen wel dingen op, maar het was niet handig. Ze zeggen: creatieve mensen hebben geen rommel, die hebben overal ideeën liggen. Mijn bureau lag daar vol mee, maar mijn ideeën waren niet makkelijk terug te vinden. Nu heb ik mezelf aangewend om dingen op te slaan op mijn telefoon of laptop. Dat werkt beter.

Als je geen vaste baan hebt, heb je niet automatisch structuur. Geen baas die op een horloge kijkt of je al binnen bent. Ik kan wel voor een baas werken, dat heb ik in allerlei bijbaantjes gedaan, maar eigenlijk heb ik altijd zelfstandig gewerkt. Ik vind dat wel prettig. Variatie is het fijne aan zelfstandig werken. Ik heb geen standaard dag omdat mijn werkzaamheden zeer uiteen lopen. Ik mis ook wel eens wat discipline en kom regelmatig dingen tegen die ik dan meteen wil gaan uitzoeken.

‘Sinds corona voer ik mijn desem iedere ochtend rond tien uur’

Meestal sta ik rond acht uur op en ga dan de krant lezen en ontbijten. Sinds corona heb ik de routine om rond tien uur ’s ochtends mijn desem ‘eten te geven’. Via pizzarestaurant Desem heb ik bijna drie maanden geleden een desempakket aangeschaft. Je moet dat deeg elke dag ‘voeren’ met honderd gram meel en honderd gram water. Dat is nu een vast punt in de ochtend en ik probeer daar structureel in te zijn. Om de dag bak ik een brood. Het deeg kneed ik de avond ervoor en dan moet het twaalf uur rijzen. In de ochtend ga ik het bakken. Sinds drie maanden hebben we ook een moestuin en daar gaan we op het eind van de middag vaak naartoe. Als het droog is, gieten we water en we halen groente voor het eten. Om half zes halen we de tuinbonen van de planten, om half zeven ligt het op ons bord. Dat is nog geen routine geworden, maar we vinden het wel heel leuk.

Zonder harde deadline is het makkelijker om andere dingen te doen, zoals teksten schrijven voor mijn eigen website. Soms baal ik van een deadline omdat ik weet dat er niet meteen wat met mijn tekst gebeurt. Dan lever ik een stuk mooi voor de deadline in en krijg pas drie weken later reactie. Keiharde deadlines overschrijd ik zelden. Als dat wel gebeurt, is het met een reden. Ik heb weleens last van uitstelgedrag maar het komt altijd goed. Dichter op de deadline is het makkelijker om te schrijven. Soms heb ik een interview gehad met een deadline over drie weken. Dan loop ik er eerst twee weken mee rond in mijn hoofd. Ik neem de gesprekken vaak op, zodat ik het kan terugluisteren. Vaak luister ik helemaal niets terug, het verhaal zit dan al goed in mijn hoofd. Het is net als brood een kwestie van gisten.

‘Het is nooit lastig geweest om thuis te werken met kinderen’

Dat mijn werkplek ook mijn woonplek is, vind ik geen probleem. Mijn allereerste werkplek was in de flat waar onze oudste is geboren. De studeerkamer werd toen kinderkamer en ik werkte vanaf toen aan een computer in een Lundiakast in de slaapkamer. Bea werkte op dat moment buiten de deur. Later hebben we dit huis gekocht en we zagen meteen mogelijkheden voor een kantoor in het souterrain. Dat heeft echter nog jaren geduurd en in die tijd ben ik in de Lundiakast blijven werken. Het is nooit lastig geweest om thuis te werken met kinderen; zij hadden een eigen kamer. Ze zijn nu het huis uit, maar onze dochter komt af en toe nog thuis slapen. Vooral voor de gezelligheid, want ze wonen allebei vlakbij. Onze zoon op vijf minuten fietsen en onze dochter op vijftien minuten fietsen.

We wonen in een hoekhuis met een kamer en suite en aan drie kanten ramen. De achterkamer staat haaks op de voorkamer. In de voorkamer staat de bank tegen een muur en in de achterkamer staat de eettafel op de as van de kamer. Vanaf de eettafel kijk ik door een deur naar buiten. Bij telefonische interviews schrijf ik vaak mee aan die tafel. Lezen doe ik meestal op de bank. We hebben veel kunst in huis, op allerlei plekken. Schilderijen, litho’s, reproducties, van alles en nog wat. Vanuit een brede interesse, maar we moeten het allebei mooi vinden.

‘Schrijven over kunst kan ook als ik negentig ben’

Ik zie mezelf niet zo snel met pensioen gaan, daar ben ik niet zo mee bezig. Ik denk altijd wel bezig te blijven met schrijven over kunst, dat kan ook als ik negentig ben. Ik heb 25 jaar vooral over onderwijs geschreven maar sinds driekwart jaar heb ik de knop omgezet om meer over kunst te gaan schrijven. Daar ben ik zeven jaar geleden mee begonnen op een website, maar het is lastig om daar opdrachtgevers voor te vinden. Financieel gezien, maar ook omdat er nu door corona geen goed eerste contactmoment kan zijn.

Met schrijven over kunst keer ik terug naar mijn roots. Dat is niet heel bewust gegaan, die dingen groeien. Terugkijkend kun je zeggen: zo is het gegaan. Het is zeven jaar geleden begonnen met de website en dat gaf mij veel energie. Mijn geheugen werkt soms wat eigenaardig, het lijkt een soort fotografisch geheugen. Als ik iets zie dat me triggert, dan onthoud ik dat. Zo zag ik in een detective op tv een schilderij aan de wand hangen dat ik vijf jaar eerder in de serie House of Cards heb gezien. Daar wil ik dan iets over schrijven.’

Vergelijkbare verhalen