Steffie van den Oord | Schrijver

Van koffie naar druivensap, en terug

Steffie van den Oord (49) schrijft spannende – stokoude – verhalen. Ze studeerde geschiedenis, literatuurwetenschappen en journalistiek in Nijmegen en Rome en werkte als verslaggever voor VPRO-radio. Toen ze rond de millenniumwisseling honderdjarigen interviewde (omdat het ook een eeuwwisseling was) herontdekte ze het mysterie van het verleden. In haar werk is ze altijd op zoek naar wat mensen beweegt, of het nu levenslust of doodsdrift is. Steffie leeft samen met man Ton, zoon Koos (17) en dochter Silke (12). Bekijk alle boeken die ze schreef op haar website.

‘Ik schrijf romans en verhalen om het verleden tot leven te brengen. In mijn boeken wil ik verhalen vertellen over mensen die ooit hebben geleefd, die dood zijn of heel oud. Die mensen breng ik tot leven in mijn verhalen. Dat doe ik op meerdere plekken, in de bijkeuken aan de keukentafel en ik ga ervoor op pad. Op het moment zit ik in een tussenperiode en mijn dagen zien er dan anders uit. Nu is alles heel anders en hectisch. Als ik een boek aan het schrijven ben, heb ik een vaste dagstructuur. Dan sta ik ’s ochtends vroeg op, ontbijt samen met de kinderen en zorg dat ze op tijd naar school gaan. Ik kan pas aan de slag als zij weg zijn, want ik werk aan de keukentafel. Het is dan ook best lastig als mijn zoon lesuitval heeft. Dan moet ik wachten en dat schopt mijn dagritme in de war.

‘In de ochtend is mijn beste uur van de dag’

Meestal is iedereen om kwart over acht de deur uit. Ik zet dan koffie en terwijl de koffie doorloopt, ga ik een blokje om. Ik breng de kinderen niet meer naar school, maar ik mis het om naar buiten te gaan. Na vijf tot tien minuten lopen ben ik in de optimale toestand om te gaan schrijven. Ik heb gelopen, de koffie is klaar en de tafel is leeg. Rond half negen begin ik met schrijven en werk dan drie kwartier tot een uur. Het is voor mij het beste uur van de dag, daar kan niets tegenop. Het is vrij kort maar ik ben dan super productief.

Na een klein uur begint het af te zwakken. Het echte schrijven duurt misschien een half uur, dan ga ik herschrijven en schrappen. Het is als een Pavlov-reactie. Voor mijn laatste boek De Gebroeders B. heb ik 392 bladzijden geschreven en daar heb je discipline en inspiratie voor nodig. Ik heb mezelf getraind om het iedere dag zo te doen.

‘Elke dag ga ik op de fiets naar het bos’

Na het eerste schrijfmoment heb ik honger en eet wat fruit en een boterham. Daarna spring ik op de fiets en ga naar het bos. Twee kilometer de Berg en Dalseweg op en na restaurant Tante Koosje ga ik het Hengstdal in, een weiland dat uitkomt in het bos. Ik vind het heerlijk om dat elke dag te doen, soms ook door de modder. Bij het witte hek van het Geldersch landschap zet ik mijn fiets neer en wandel via de Elyseese velden naar Beek. Het is daar zo mooi.

Als ik schrijf, wandel ik daar elke dag. Tien minuten fietsen en dertig minuten wandelen tot ik bij Hotel ’t Spijker ben. Daar ga ik binnen of buiten zitten. Het liefst buiten, want dan heb ik daglicht. Ze kennen me daar inmiddels en als ze me zien, komen ze glas druivensap brengen. Met het bonnetje want ik wil meteen betalen zodat ik weg kan als ik klaar ben. Druivensap vind ik lekker na het wandelen. Ik loop altijd dezelfde route en hoef er niet over na te denken. Het gaat automatisch en daardoor kan ik nadenken over het verhaal.

‘Ik pak steeds een ander kleurtje van mijn vierkleurenpen’

Met mijn druivensap schrijf ik verder, altijd met pen en papier. Daar ben ik zo’n zeven tot acht jaar geleden mee begonnen. Als je schrijft met pen en papier ontstaat er iets tussen je hoofd en hand, wat je niet op laptop hebt. Ik kan ook sneller schrijven dan typen. De woordenvloed spuit er ’s ochtends uit en typend kan ik dat niet bijhouden. Ik heb een vierkleurenpen en pak steeds een ander kleurtje. Het is heel praktisch om met verschillende kleuren te werken. Zo zie je de correcties erdoorheen.

Bijna altijd blijkt de oerversie het beste. Na tien keer herschrijven ga ik vaak toch weer terug naar die oerversie, met soms een of twee woorden anders of net een andere wending. Die kunnen toch het verschil maken. Ik heb ook grote, dure schriften. Op de rechterbladzijde schrijf ik en op de linkerzijde staan aantekeningen of research.

Het half uur bij ’t Spijker ben ik heel productief. Op de weg terug eet ik boterhammen die ik bij het ontbijt heb gesmeerd als lunchpakketje. Na de wandel- en fietsroute ben ik rond een uur, half twee thuis. Dan doe ik meestal wat administratieve dingen tot ik om twee uur mijn dochter uit school ga halen. Ze zit in groep acht en het hoeft niet, maar we vinden het allebei gezellig. Het is ook praktisch, want zo hoeft ze geen telefoon mee om af te kunnen spreken. We kunnen dat meteen regelen.

‘Vaak krijg ik goede ideeën als het eten bijna klaar is’

Na het gezellige momentje op het schoolplein ben ik rond half drie weer thuis. Dan zet ik koffie. Drie uur is zo’n moment dat mijn hele lichaam ‘koffie, koffie, koffie’ zegt. Ik ben daarin geconditioneerd. Met de koffie ga ik weer een uurtje schrijven of researchen. Dan doe ik even niks om vervolgens te gaan koken. Het rare is dat ik vaak heel veel inspiratie en goede ideeën krijg als het eten bijna klaar is. Dat is heel onhandig, omdat ik geen tijd heb. Ik loop dan te mopperen, want iedereen is in de keuken en moet moven zodat ik even kan werken.

Na het eten werk ik meestal nog even een half uur of uur, bijvoorbeeld om de ideeën uit te werken. Om acht uur is het op. ’s Avonds ga ik er vaak nog even uit om te sporten of wandelen. Ik doe aan atletiek en yoga. Al met al maak ik lange dagen met veel pauzes, dat is zo ontstaan. Ik heb wel werkruimtes gehad en heb ook een tijd in het gemeentearchief zitten werken, maar ik heb geen zin meer om de hele dag binnen te zitten. Op een standaard werkdag moet ik even wandelen of hardlopen. Het is fijn om naar buiten te gaan en beweging is heel belangrijk voor mij. Op kantoor kom ik niet op goede ideeën.’

Vergelijkbare verhalen